Wij fokken onze honden met een stamboom, en dat is niet alleen omdat die stamboom zo leuk is om aan de muur te hangen. Maar een stamboom heeft veel meer voordelen. Op de site van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland is daar heel veel aandacht aan besteed. Ik kan wel alles over gaan typen, maar als u
deze pagina
opent, dan kunt u alle voordelen lezen.
Zelf vind ik het belangrijk dat ik weet wat de roots van onze honden zijn, hoe zijn ze gefokt en is er veel inteelt gedaan en hoeveel is dat dan? En wat kan ik als fokker doen om het inteeltpercentage lager te maken?
Allereerst is dat heel ingewikkeld, en niet eenvoudig uit te leggen. Wat wel heel belangrijk is dat een fokker, als hij zijn combinaties kiest, niet alleen kijkt naar de lijn waarmee hij fokt, maar ook kijkt naar de hele populatie in Nederland.
Waarom? Een voorbeeld. Ik kan een combinatie maken en kies daar bijvoorbeeld een hele mooie reu uit het buitenland voor. Ik kan kiezen voor een reu die veel titels heeft behaald, een reu die al een aantal voetstappen in het ras heeft gezet (wellicht weet ik dan ook dat wat meer over zijn gezondheid), ik kan ook kiezen voor een reu, waar weinig mee is gefokt. Ik kan kijken naar de inteeltcoëfficiënt van die reu, maar ik kan ook kijken hoeveel gemeenschappelijke ouders die reu in zijn stamboom heeft. Die gegevens kan ik vergelijken met het teefje waarvoor ik een reu zoek.
Als de reu die de fokker dan uitgekozen heeft, en die reu komt ook al veel voor in de stambomen van de honden in Nederland, dan voegt die reu eigenlijk niets toe aan de Nederlandse populatie, maar maakt de kans op inteelt juist groter.
Maar er is nog een probleem. En dan moet ik een stuk terug in de tijd gaan, aan het begin van de fokkerij. Bijvoorbeeld die van de de erfhond, zoals de Cane Corso is.
Een kort verhaal, hoe ik het ooit geleerd heb:
De boeren in het zuiden van Italië hebben een reu waar ze heel tevreden mee zijn, de hond helpt het erf beschermen, drijft de koeien naar het slachthuis, houdt de schapen en geiten bij elkaar, helpt mee met de jacht, en is ook nog eens vriendelijk voor zijn eigen gezin en alle dieren die op zijn boerderij wonen. Een ideale hond waar hij dus mee gaat fokken. Toevallig heeft hij ook een teefje met dezelfde eigenschappen en die 2 krijgen nestje. Uit dat nestje worden de beste 2 aangehouden. Vroeger was intelen heel normaal, dus vader mag zijn dochter dekken en ook daar komt weer een nestje uit. En zo gaan deze mensen door. Maar er komt een tijd dat het intelen problemen gaat opleveren. En er worden zieke pups geboren óf helemaal geen pups.
De boer praat hier over met een boer uit een ander dorp. Die boer blijkt hetzelfde probleem te hebben, en ze besluiten elkaars honden te gebruiken, een outcross, en kunnen zo weer een tijdje verder. Maar vroeg of laat komt weer de inteelt om de hoek, en de boer heeft inmiddels geen paard en wagen meer, maar een auto aangeschaft, en kan daardoor nog een paar dorpen verder, om bij een andere boer, die verder weg woont, 'vers' bloed te halen. Zo kan het het intelen weer tegen gaan.
De wereld wordt groter en de boeren (fokkers) kunnen verder, ze kunnen met de auto naar het buitenland en op gaan later zelfs met het vliegtuig overal ter wereld hun reuen of teven halen om het inteeltprobleem tegen te gaan. Met het gevolg dat het hele ras, de populatie over de hele wereld aan elkaar verwant is. En we geen outcross meer kunnen vinden.
Ik bedoel met een outcross, een hond (reu of teef) die in de gehele populatie niet voorkomt. Zover is het inmiddels met heel veel rassen over de hele wereld.
Ik heb van Jeep zijn DNA na laten kijken bij
Embark, en daar kun je ook zien waar de voorouders van Jeep van moederskant en vaderskant vandaan komt. Zo'n soort overzicht kan je ook bij de mens ook laten doen. Men kijkt dan, simpel gezegd, naar het DNA en in welk werelddeel dat veel voorkomt. Dit kwam er uit bij Jeep.